De iPadschool is de laatste weken weer volop in het nieuws. Diverse van deze Steve Jobsscholen hebben te weinig leerlingen, liggen in de clinch met de rijksoverheid over ontvangen lumpsums of worden door de inspectie als ‘zeer zwak’ bestempeld. Vorig jaar klaagde een moeder in het AD dat haar zoontje door het iPad onderwijs een ernstige gameverslaving had opgelopen. Kortom, het doorslaande succes dat door grondlegger Maurice de Hond werd voorspeld is niet bepaald uitgekomen. Zelf heeft hij er medio vorig jaar het bijltje bij neergegooid: “Ik ben tot de slotsom gekomen, dat (..) mijn directe betrokkenheid in Nederland bij onderwijsvernieuwing, inmiddels eerder een negatief effect heeft dan een positief effect” aldus De Hond, al wijt hij dit zelf vooral aan de vele negatieve publiciteit, die inderdaad natuurlijk ook niet echt voor een zachte landing van zijn cowboy-achtige initiatief heeft gezorgd.
Als iPadonderwijs ook nog gameverslaving in de hand werkt, dan is dat zeker wel een diepgaand onderzoek met publiek geld waard. Zou het ministerie van OCW niet eigenlijk allang een heldere visie op de digitalisering van het onderwijs en potentiële nadelige effecten ervan voor de gezondheid van leerlingen ontwikkeld moeten hebben? Smartboards en andere digitale leermiddelen winnen al jaren aan terrein. Ze faciliteren ook het ‘gepersonaliseerd leren’ in belangrijke mate. Opgemerkt moet worden dat de Onderwijsraad in een recent rapport wel een paar voorzichtige kritische kanttekeningen plaatst, maar vooral de positieve kanten van digitalisering benadrukt.
Scholen hebben natuurlijk een wettelijke zorgplicht voor de fysieke, psychische en sociale veiligheid van hun leerlingen. Daar kan ook een verplichting toe behoren om een door leermiddelen bevorderde dreigende computerverslaving tijdig te signaleren en in te dammen. Onderdeel van deze gecodificeerde norm is dat een school niet alleen een adequaat veiligheidsbeleid heeft, maar daarbij ook een instrument hanteert dat de veiligheid van leerlingen op school representatief en actueel monitort.
De vrijheid van onderwijs doet aan die verantwoordelijkheid niets af. En wie ‘verantwoordelijkheid’ zegt, bedoelt daar in juridische zin al gauw ‘aansprakelijkheid’ mee. Hoe zou een rechter oordelen wanneer hem de vraag wordt voorgelegd of een iPadschool aansprakelijk is voor de computerverslaving van een leerling?
Net als bij de ongevallen tijdens gymnastiek zal de civiele rechter zich de vraag stellen of de school voldoende en passende voorzorgsmaatregelen heeft getroffen ter voorkoming of beperking van het risico, in dit geval van een intredende gameverslaving, en de gevolgen daarvan. Niet reeds de enkele mogelijkheid van gameverslaving als verwezenlijking van een aan intensief digitaal onderwijs in het algemeen en iPadonderwijs in het bijzonder, inherent gevaar, leidt tot de conclusie dat sprake is van onzorgvuldig handelen, zo zal de rechter bedachtzaam overwegen. Er moet sprake zijn van een concrete, aanwijsbare handeling of nalatigheid van de school die leidt tot gameverslaving.
Ook in dit soort zaken zal altijd de vraag rijzen of er voldoende toezicht is gehouden. Heeft de school ingegrepen toen er verontrustende signalen waren, zoals afwijkend gedrag van de leerling of vragen van ouders? Vervolgens zal de rechter beoordelen of de school is tekortgeschoten in haar verplichting tot nazorg. Is de opkomende verslaving voldoende onderkend en is toen adequaat gehandeld? Dit zijn juridisch relevante vragen waarover de rechter zich nog niet heeft uitgesproken. Het is voor iPadscholen te hopen dat dit ook niet in voor hen ongunstige zin nodig zal blijken.
Februari 2018