Skip to main content

Voor een faillietverklaring is vereist dat summierlijk blijkt dat de schuldenaar in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen. Bovendien is vereist dat de schuldenaar meer dan één schuldeiser heeft (het zogenaamde pluraliteitsbeginsel). Met andere woorden: de aanvrager moet het bestaan van enige steunvordering aantonen. Ten slotte is vereist dat in ieder geval één vordering, hetzij de vordering van de aanvrager, hetzij die van een ander, opeisbaar is.

In de nieuwsbrief van maart 2017 verscheen een bijdrage van Lodewijk Hox waarin hij is ingegaan op de faillissementsaanvraag door de Belastingdienst. Uit deze bijdrage bleek dat de Belastingdienst het bestaan van de hiervoor bedoelde steunvordering mag aantonen aan de hand van gegevens die zijn achterhaald op basis van een boekenonderzoek.

Stel nu dat de schuldenaar twee vorderingen onbetaald laat: één opeisbare vordering van de Belastingdienst en één niet-opeisbare steunvordering. Tegen de vordering van de Belastingdienst stelt de schuldenaar verzet in. Het instellen van verzet heeft op grond van artikel 17 lid 2 Invorderingswet 1990 schorsende werking, wat betekent dat zolang nog niet op het verzet is beslist, het verschuldigde niet kan worden ingevorderd. Leidt deze schorsende werking er ook toe dat de faillietverklaring niet kan worden uitgesproken?

De Rechtbank ‘s-Gravenhage oordeelde dat dit niet het geval is (zie uitspraak: ECLI:NL:RBDHA:2017:10784). Het verzet schorst enkel het dwangbevel, aldus de rechtbank. De rechtbank acht zelfs de kans van slagen van het verzet niet van belang voor een faillissementsaanvraag. Het is echter maar zeer de vraag of dit laatste oordeel stand zal houden in een eventueel hoger beroep. Heeft de schuldenaar immers verzet ingesteld omdat het dwangbevel – bijvoorbeeld – bij de verkeerde persoon dreigt te worden ingevorderd, en is het verzet succesvol ingesteld, dan zou achteraf gezien (uitgaande van de hiervoor geschetste situatie) slechts één vordering resteren. Achteraf gezien had het faillissement dan niet uitgesproken kunnen worden, gelet op het pluraliteitsvereiste.

Het oordeel van de rechtbank zou er in de praktijk mogelijk toe leiden dat de Belastingdienst eerder zal overgaan tot het aanvragen van het faillissement. Immers: gedurende het verzet mag de Belastingdienst niet overgaan tot invordering van het dwangbevel, maar hij kan de schorsende werking omzeilen door het faillissement aan te vragen. Zo’n vaart zal het echter niet lopen, nu het blijkens het Belastingplan 2018 de bedoeling is dat artikel 17 lid 2 Invorderingswet per 1 januari 2018 komt te vervallen. Het verzet heeft dan geen schorsende werking meer. Het is denkbaar dat de Belastingdienst dan minder snel zal overgaan tot het indienen van een faillissementsaanvraag, omdat de Belastingdienst dan zelf direct kan overgaan tot het nemen van invorderingsmaatregelen.

Wilt u meer informatie over dit onderwerp of heeft u andere vragen, neem dan contact op met Daniëlla van Hoenselaar. U kunt uiteraard ook contact opnemen met een van de andere advocaten van ons team Insolventie & Herstructurering.

Januari 2018