Het insolventierecht is in beweging. Recent hebben verschillende uitspraken van de Hoge Raad reeds voor andere inzichten gezorgd. Op vrijdag 3 juni 2016 heeft de Hoge Raad wederom een uitspraak gedaan die van groot belang is voor het insolventierecht.
Waar ging het om? Kwekerij Revadap heeft in 2008 opdracht gegeven voor de vervaardiging en levering van een teeltsysteem. Dit teeltsysteem is vervolgens geplaatst in een kas van Revadap. Een groot gedeelte van de koopsom is voldaan, maar EUR 120.000,- is open blijven staan. De leverancier heeft het teeltsysteem geleverd onder eigendomsvoorbehoud. Door Revadap is in december 2008 ook een financiering verkregen van de Rabobank waarbij een pandrecht is gevestigd op de huidige en toekomstige inventaris. In de algemene voorwaarden van de Rabobank is opgenomen dat als een zaak waarop het pandrecht betrekking heeft onder een opschortende voorwaarde is overgedragen, het pandrecht zich uitstrekt tot de voorwaardelijke eigendom van die zaak.
Iets korter dan een jaar nadat de financiering is verkregen, ging Revadap failliet. De Rabobank betaalde na faillissement het openstaande bedrag van het teeltsysteem aan de leverancier en de curator verkocht in overleg met de Rabobank de onderneming (waaronder het teeltsysteem). Tussen Rabobank en curator ontstaat een discussie over de vraag aan wie de overwaarde van het teeltsysteem toekomt. De curator had zich steeds alle rechten ten aanzien daarvan voorbehouden.
De curator is van mening dat op het onder eigendomsvoorbehoud geleverde teeltsysteem geen pandrecht kon worden gevestigd omdat Revadap daarvan nog geen eigenaar was. Nadat de Rabobank de restant koopsom had betaald, is Revadap wel volledig eigenaar geworden, maar toen was Revadap al failliet dus kon er ook geen pandrecht ontstaan volgens de curator. Rabobank is op haar beurt van mening dat er een pandrecht kon ontstaan op een zaak die onder eigendomsvoorbehoud is geleverd.
Het standpunt van de curator is heel begrijpelijk want de wet bepaalt dat een pandrecht alleen kan worden gevestigd op een zaak waarvan de pandgever beschikkingsbevoegd is. Weliswaar kan op een toekomstige zaak (een zaak die de pandgever pas in de toekomst verkrijgt) een pandrecht bij voorbaat worden gevestigd, maar dan ontstaat dit pandrecht pas als de pandgever ook de zaak verkrijgt en dus beschikkingsbevoegd is om over de zaak te beschikken. De heersende leer in de lagere rechtspraak en de literatuur was dan ook dat zolang er sprake was van een levering onder eigendomsvoorbehoud, de pandgever nog geen eigenaar is en dus niet beschikkingsbevoegd. Daarom kon er geen pandrecht ontstaan zo was de gedachte.
In navolging van de Rabobank en de Advocaat-Generaal heeft de Hoge Raad echter duidelijk gemaakt dat op een zaak die onder eigendomsvoorbehoud is geleverd toch een pandrecht kan worden gevestigd. Het idee daarachter is dat door de koop van een zaak onder eigendomsvoorbehoud de koper eigenaar wordt onder een voorwaarde, namelijk de betaling van de koopsom (hij is dus voorwaardelijk eigenaar). De verkoper is eigenaar onder ontbindende voorwaarde. Indien de koopsom niet wordt betaald, wordt de ontbindende voorwaarde vervuld en wordt de verkoper weer volledig eigenaar.
Volgens de Hoge Raad kan de koper als voorwaardelijk eigenaar ook beschikken over de zaak met in acht name van dezelfde voorwaarde. De koper kan dus ook een pandrecht op de zaak vestigen, maar dat zal een voorwaardelijk pandrecht zijn zolang de koopsom niet volledig is betaald. Nadat de koopsom is betaald, groeit het voorwaardelijke eigendoms- en pandrecht uit tot een volwaardig eigendoms- en pandrecht. Het pandrecht wordt niet geraakt door een later faillissement van de pandgever: voldoening van de restantvordering na datum faillissement doet de zaak van rechtswege in de boedel vallen, maar bezwaard met pandrecht. Wie betaalt, maakt niet uit. Het fixatiebeginsel staat hier niet aan in de weg.
Hoewel het niet expliciet uit de uitspraak lijkt te volgen, is wel van belang dat de Rabobank in haar algemene voorwaarden had opgenomen dat het pandrecht zich ook uitstrekte tot de voorwaardelijke eigendom. Om die reden is het verstandig om in de pandakten althans de van toepassing zijnde voorwaarden expliciet op te merken dat het pandrecht zich ook uitstrekt tot voorwaardelijk eigendom.
Niet alleen voor de banken is deze uitspraak gunstig (hun pandrecht kan dus meer omvatten dan alleen de zaken waarvan de pandgever al volledig eigenaar is), maar ook voor leveranciers. Indien slechts een klein deel van de koopsom nog openstaat zullen pandhouders op voorwaardelijk eigendom eerder genegen zijn de leverancier alsnog te betalen. Het is immers zeer wel mogelijk dat de restant koopsom veel minder is dan de individuele waarde van de zaak of de waarde van het geheel sterk zal stijgen indien de onder eigendomsvoorbehoud geleverde zaak daarbij ook kan worden overgedragen.
Gezien deze uitspraak lijkt overigens ook verdedigbaar dat het mogelijk is een pandrecht te vestigen op een zaak die onder huurkoop is verkregen. Die situatie lijkt immers zeer veel op de situatie dat een zaak onder eigendomsvoorbehoud is verkregen. Het verschil is met name dat bij huurkoop de koopsom in termijnen wordt betaald.
Wilt u meer informatie over dit onderwerp? Neem dan contact op met ons team insolventie en herstructurering.