Op 8 juni jongstleden is het langverwachte wetsvoorstel bestuur en toezicht rechtspersonen ingediend, nadat in het voorjaar 2014 een consultatiedocument het licht had gezien. Op het consultatiedocument zijn veel reacties gekomen met als gevolg dat het thans ingediende wetsvoorstel op een aantal belangrijke punten is aangevuld dan wel gewijzigd. Hieronder worden de belangrijkste punten van het wetsvoorstel benoemd.
Algemene regeling raad van commissarissen en monistisch bestuursmodel
Met het wetsvoorstel wordt één algemene regeling ingevoerd voor bestuur en raad van commissarissen voor alle rechtspersonen van Boek 2 Burgerlijk Wetboek. Daarbij zal tevens voor alle rechtspersonen de mogelijkheid worden ingevoerd om te opteren voor een monistisch bestuursmodel met een raad van bestuur bestaande uit uitvoerende en niet-uitvoerende bestuurders (artikel 2:9a BW nieuw). Deze algemene regeling voor alle rechtspersonen neemt niet weg dat in sectorspecifieke wetgeving het gebruik van een dualistisch bestuursmodel dwingend kan zijn voorgeschreven, zoals bijvoorbeeld in artikel 30 lid 1 van de Woningwet het geval is voor op grond van deze wet toegelaten instellingen. De wijze van benoeming en ontslag blijft per rechtspersoon geregeld. Voor de schorsing van bestuurders geldt evenwel voor alle rechtspersonen dat bij een monistisch bestuursmodel het bestuur te allen tijde bevoegd is tot schorsing van een uitvoerend bestuurder te besluiten. Bij het dualistisch bestuursmodel geldt dat de raad van commissarissen bevoegd is een bestuurder te allen tijde te schorsen, tenzij de statuten anders bepalen. Dit verschil in benadering op dit punt bij een monistische en een dualistische model bestond reeds voor de naamloze en besloten vennootschap.
Verder is expliciet opgenomen dat bestuurders zich bij hun taakvervulling dienen te richten naar het belang van de rechtspersoon en de daaraan verbonden onderneming of organisatie (artikel 2:9 lid 3 BW nieuw). Tot de taak van een bestuurder behoren alle taken die niet bij of krachtens de statuten aan een of meer andere bestuurders zijn toebedeeld met dien verstande dat elke bestuurder verantwoordelijkheid draagt voor de algemene gang van zaken. Een gelijke bepaling komt te gelden voor de commissarissen (artikel 2:11 BW nieuw). Voor het monistisch model geldt daarbij dat taken die niet aan een of meer bepaalde bestuurders zijn toebedeeld, aan de uitvoerende en de niet-uitvoerende bestuurders tezamen behoren. Het is de derhalve van belang om een taakverdeling statutair te verankeren en goed af te bakenen gelet ook de op de hierna te bespreken aansprakelijkheidsregeling. Bij de keuze voor een dualistisch of monistisch bestuursmodel dient men zich goed te realiseren dat de positie van een niet-uitvoerend bestuurder en een commissaris niet gelijk zijn.
Voor alle rechtspersonen die een algemene vergadering kennen komt te gelden dat het bestuur en de commissarissen een raadgevende stem hebben bij besluitvorming in en buiten vergadering (artikel 2:9 lid 7 en 2:11 lid 9 BW nieuw). Dit geldt thans enkel voor de naamloze en besloten vennootschappen.
Voor bestuurders en commissarissen wordt verder voor alle rechtspersonen een tegenstrijdig belang regeling en een regeling inzake belet of ontstentenis ingevoerd (artikel 2:9 lid 5 en 6, en 2:11 lid 6 en 7 BW nieuw). Uitgangspunt daarbij is de regeling zoals deze reeds geldt voor de NV en BV, dat de bestuurder of commissaris met het tegenstrijdig belang buiten de beraadslaging en besluitvorming blijft. Indien hierdoor geen bestuursbesluit kan worden genomen, dan zal het besluit genomen worden door de raad van commissarissen en indien deze ontbreekt door de algemene vergadering, tenzij de statuten anders bepalen. Bij de stichting zal het besluit bij het ontbreken van een raad van commissarissen worden genomen door het bestuur onder schriftelijke vastlegging van de overwegingen die aan het besluit ten grondslag liggen. Een gelijke regeling geldt voor de commissarissen.
Nieuw is dat de plicht van het bestuur tijdig aan de raad van commissarissen de voor haar taak benodigde informatie te verstrekken, expliciet is vastgelegd in het nieuwe artikel 2:11a BW. Dit ontslaat de raad van commissarissen overigens niet van haar eigen taak in het verkrijgen van relevante en juiste informatie.
Aansprakelijkheid in en buiten faillissement
Opgenomen is dat de aansprakelijkheid van bestuurders wegens onbehoorlijk bestuur geldt jegens de rechtspersoon (artikel 2:9b BW nieuw). Dit was reeds zo, maar is thans expliciet opgenomen. Uitgangspunt is en blijft: aansprakelijkheid tenzij de bestuurder gelet op de aan anderen toebedeelde taken geen ernstig verwijt kan worden gemaakt en hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen van onbehoorlijk bestuur af te wenden. Voor de commissarissen wordt thans in het wetsvoorstel een exact gelijkluidende aansprakelijkheidsregeling opgenomen. Voor de niet-uitvoerend bestuurder geldt dat deze onder de regeling van de bestuurdersaansprakelijkheid valt, met dien verstande dat alsdan rekening zal worden gehouden met het feit dat statutair aan de niet-uitvoerende bestuurders een toezichthoudende taak is toebedeeld. Voor de commissarissen is een gelijkluidende bepaling opgenomen met dien verstande dat het dan gaat om en onbehoorlijke vervulling van de taak van de raad van commissarissen (artikel 2:11b BW nieuw) .
Ook de bepaling van aansprakelijkheid van bestuurders en commissarissen in faillissement gaat aldus het wetsvoorstel gelden voor alle rechtspersonen dus ook voor alle stichtingen en verenigingen (artikel 2:9c en 11c BW nieuw). Ingeval van kennelijk onbehoorlijke taakvervulling wat aannemelijk een belangrijke oorzaak is voor het faillissement is elke bestuurder (of commissaris in het betreffende geval) jegens de boedel hoofdelijk aansprakelijk voor het tekort in de boedel. Niet aansprakelijk is de bestuurder (of de commissaris) die bewijst dat de onbehoorlijke taakvervulling door het bestuur (of de raad van commissarissen) niet aan hem te wijten is en dat hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen daarvan af te wenden. Daarbij geldt indien niet voldaan is aan de boekhoudplicht van artikel 2:10 BW of de verplichting tot het publiceren van de jaarrekening vaststaat dat het bestuur zijn taak kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld en vermoed wordt dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement. Van deze laatste regel zijn uitgezonderd aldus de memorie van toelichting onbezoldigde bestuurders en commissarissen van een stichtingen en informele vereniging (verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte). Hiermee wordt de drempel voor een succesvolle aansprakelijkstelling voor deze onbezoldigde bestuurders en commissarissen verhoogd.
Ontslag bestuurders en commissarissen stichting
Tot slot brengt het wetsvoorstel een belangrijke verruiming van de gronden waarop een stichtingsbestuurder door de rechter kan worden ontslagen door een wijziging van artikel 2:298 BW. Volgens het nieuwe artikel kan de rechter een bestuurder ontslaan: wegens verwaarlozing van zijn taak, wegens andere gewichtige redenen, wegens ingrijpende wijzigingen van omstandigheden op grond waarvan het voortduren van het bestuurderschap in redelijkheid niet geduld kan worden en wegens het niet of niet behoorlijk voldoen van een bevel van de voorzieningenrechter. Bovendien zal deze regeling ook gelden voor commissarissen. Net als in de huidige regeling kan een verzoek tot ontslag bij de rechter worden ingediend door het openbaar ministerie en door een belanghebbende. Of iemand belanghebbende is, zal mede afhangen van de vraag in hoeverre de betreffende persoon door de uitkomst van de procedure in een eigen belang kan worden getroffen dan wel in hoeverre de persoon anderszins zo nauw betrokken is bij het onderwerp dat daarin een belang is gelegen om in de procedure te verschijnen. Een op grond van deze regeling ontslagen bestuurder of commissaris mag gedurende vijf jaar daarna geen bestuurder of commissaris van een stichting worden.
Wilt u meer weten? Neem dan contact op met Judith Wintgens of neem contact op met een van onze ondernemingsrechtadvocaten.