Skip to main content

Sinds 1 juli 2017 is de Wet aanvullende bepalingen verwerking persoonsgegevens in de zorg (Wabvpz) van kracht. Deze wet regelt het gebruik van het burgerservicenummer, de elektronische uitwisseling van medische gegevens tussen zorgverleners en geeft cliënten het recht om hun dossier elektronisch in te mogen kijken of er een afschrift van te ontvangen. Het is een Nederlandse wet die geldt als aanvulling op de AVG (Algemene Verordening Persoonsgegevens).

Op grond van de Wabvpz zou iedere patiënt vanaf 1 juli 2020 digitaal toegang moeten krijgen tot zijn of haar eigen medische dossier. Ook zou een patiënt voor de elektronische uitwisseling van medische gegevens gespecificeerde toestemming moeten verlenen. Dat houdt in dat een patiënt specifiek moet aangeven of een bepaalde hulpverlener (arts, specialist e.d) zijn patiëntgegevens mag inzien en gebruiken én, voor welke medische gegevens dat geldt. Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel bleek echter al dat, met name de bepaling rond die gespecificeerde toestemming (artikel 15a, lid 2), verschillend werd geïnterpreteerd en dat er zorgen bestonden rondom de uitvoerbaarheid daarvan.

Het gespecificeerde toestemmingsvereiste resulteerde aanvankelijk in 160 toestemmingsvragen. Omdat dit voor de uitvoerbaarheid niet wenselijk werd geacht, werd voorgesteld om de toestemmingsvragen te reduceren tot 28. De minister voor Medische Zorg, heeft het Adviescollege Toetsing Regeldruk (”ATR”) daarop gevraagd om te onderzoeken of deze uitvoering -gezien de eerder geuite zorgen-  wel voldoende werkbaar zou zijn. Het ATR heeft op grond van haar onderzoek de minister meegedeeld dat zij van mening is, dat het vereiste van gespecificeerde toestemming voor patiënt noch zorgverlener werkbaar is. En belangrijker nog, dat de introductie van de gespecificeerde toestemming risico’s met zich meebrengt voor de kwaliteit van de zorg en de patiëntveiligheid. Immers, zodra de toestemmingsvragen minder concreet worden, hetgeen het geval is nu deze zijn gereduceerd, wordt het volgens het ATR voor de patiënt moeilijker om een goede keuze te maken. Indien patiënten – bewust of onbewust- vervolgens geen toestemming verlenen, waardoor geen gegevens kunnen worden uitgewisseld, kan dit leiden tot onnodig overlijden, klachten, verzekeringsclaims en tuchtrechtelijke procedures.

Het ATR heeft de minister voor Medische Zorg dan ook geadviseerd om de wet in heroverweging te nemen om de risico’s voor de kwaliteit van de zorg en ongewenste regeldruk te voorkomen. Bij die heroverweging zou een duidelijkere keuze moeten worden gemaakt tussen het belang van goede zorg en het belang dat de patiënt de regie over zijn of haar gegevensuitwisseling heeft. In reactie op het ATR advies heeft de minister de Tweede Kamer per brief van 4 oktober jl. laten weten, dat het noodzakelijk is dat de wetsbepaling omtrent gespecificeerde toestemming voorlopig wordt uitgesteld. De minister laat verder weten dat hij in de eerste helft van 2020 met een nieuw voorstel zal komen waarin hij onder andere het advies van het ATR zal meenemen. Waarbij hij verder heeft aangegeven dat er ondertussen worden gezocht naar een oplossing voor de uitwisseling van informatie via een elektronisch uitwisselingssysteem specifiek voor spoedzorg.

Meer informatie
Heeft u vragen over de Wabvpz? Neem dan contact op met een van onze specialisten van Team Privacy. Wij helpen u graag verder!

Oktober 2019