Skip to main content

Op 11 juli 2014 is door leden van D66, PvdA en VVD het Wetsvoorstel Beperking gemeenschap van goederen ingediend. Dit wetsvoorstel is reeds op 19 april 2016 aangenomen door de Tweede Kamer. Op 28 maart 2017 stemde ook de Eerste Kamer over het wetsvoorstel. Ondanks een ingediende motie, is het wetsvoorstel – overigens met een nipte meerderheid – door de Eerste Kamer aangenomen. De wet zal op 1 januari 2018 in werking treden.

Uitsluiting voorhuwelijks vermogen, giften en erfrechtelijke verkrijgingen
Door de nieuwe wet wordt het standaard huwelijksgoederenstelsel, inhoudende een (vrijwel) alles omvattende gemeenschap van goederen, op bepaalde punten ingrijpend gewijzigd. Het nieuwe uitgangspunt is een beperkte gemeenschap van goederen. Alle goederen die de echtgenoten krachtens erfopvolging of gift gedurende het huwelijk verkrijgen, vallen niet in de huwelijks gemeenschap, tenzij de erflater / schenker bepaalt dat de goederen wél in de gemeenschap vallen (een zogenaamde “insluitingsclausule”). Ook goederen die de echtgenoten reeds vóór het huwelijk hadden, vallen niet in de gemeenschap. Daarbij wordt een uitzondering gemaakt voor goederen, die de echtgenoten al voor het huwelijk in gezamenlijk eigendom hadden. Hetzelfde geldt voor voorhuwelijkse schulden: deze schulden blijven privé, tenzij de schulden vóór het huwelijk ook al gemeenschappelijk waren.

Administratie
Een punt van kritiek op dit stelsel was, dat het (nog meer) van belang is dat echtgenoten een goede administratie bijhouden. Zo is het van belang dat echtgenoten vastleggen wie welke goederen en schulden reeds voor het huwelijk had. Indien de echtgenoten dit niet vastleggen en bij echtscheiding een discussie ontstaat over de vraag aan wie van hen beiden een goed toebehoort, is in de wet een bewijsvermoeden opgenomen dat het goed tot de huwelijksgemeenschap behoort.

Onderneming
Uit het voorgaande vloeit voort dat indien een van de echtgenoten reeds voor het huwelijk een onderneming bezat, deze onderneming niet in de huwelijksgemeenschap valt. De andere echtgenoot blijft in dat geval echter niet geheel met lege handen staan. De nieuwe wet bepaalt dat indien een onderneming buiten de gemeenschap valt, een redelijke vergoeding aan de huwelijksgemeenschap dient te worden betaald voor de daarin gewerkte uren (“kennis, vaardigheden en arbeid, die een echtgenoot ten behoeve van die onderneming heeft aangewend”, aldus de wet), voor zover een dergelijke vergoeding niet al op andere wijze ten gunste van de echtgenoten is gekomen. Kortom, de arbeidsinkomsten komen op die manier gedurende het huwelijk wél ten goede aan de gemeenschap.

Schulden
Tot slot is een belangrijke wijziging dat indien een echtgenoot een privéschuld heeft die niet in de huwelijksgemeenschap valt, de schuldeiser zich desalniettemin kan verhalen op de helft van de opbrengst van een goed dat wél tot de huwelijksgemeenschap behoort. De andere helft komt dan toe aan de andere echtgenoot en behoort vanaf dat moment tot diens privévermogen.

Overgangsrecht
De wet zal van toepassing zijn op alle huwelijken die gesloten worden vanaf 1 januari 2018, tenzij de echtgenoten van dit stelsel afwijken door het opstellen van huwelijkse voorwaarden. De nieuwe wet kan echter óók van toepassing zijn op reeds bestaande huwelijken. Blijkens het overgangsrecht is immers niet de datum van het huwelijk bepalend voor de vraag of de nieuwe wet van toepassing is, maar de datum van het ontstaan van de gemeenschap van goederen. Indien de echtgenoten bijvoorbeeld vóór 1 januari 2018 gehuwd zijn en destijds in hun huwelijkse voorwaarden iedere gemeenschap van goederen hebben uitgesloten (zogenaamde “koude uitsluiting”), en ná 1 januari 2018 bij huwelijkse voorwaarden alsnog de wettelijke gemeenschap van goederen invoeren, is de nieuwe wet van toepassing.

Heeft u nog vragen over dit onderwerp? Neem dan contact op met onze advocaten van team Familierecht.