Het wetsvoorstel civielrechtelijk bestuursverbod biedt een nieuw (preventief) instrument voor de bestrijding van faillissementsfraude: het bestuursverbod. Op 23 juni 2015 is het voorstel met algemene stemmen aangenomen door de Tweede Kamer. Op 5 april 2016 is het wetsvoorstel aangenomen. De datum van inwerkingtreding is nog niet bekend, maar de verwachting is dat het wetsvoorstel op 1 juli 2016 inwerking zal treden.Lezing van het wetsvoorstel maakt duidelijk dat het bestuursverbod onder meer kan worden opgelegd aan (indirect) bestuurders van verenigingen, coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen, naamloze vennootschappen, besloten vennootschappen en stichtingen (hierna: ‘rechtspersonen’). De maatregel kan ook worden opgelegd aan een persoon die feitelijk als bestuurder fungeerde, dit om schijnconstructies te voorkomen.
Na oplegging van het bestuursverbod kan de betrokkene gedurende (maximaal) vijf jaar niet tot bestuurder of commissaris worden benoemd. Indien dit toch gebeurt, is de benoeming nietig. Daarbij zal de rechter veelal bepalen dat betrokkene zijn functie als bestuurder van een of meer (andere) rechtspersonen niet meer mag uitoefenen. Het bestuursverbod wordt geregistreerd bij het handelsregister. De rechter kan een dwangsom opleggen om er zeker van te zijn dat het opgelegde bestuursverbod wordt nageleefd. Ook kan de rechter besluiten om de bestuurder te schorsen en/of tijdelijk een of meer andere bestuurders of commissarissen bij de rechtspersoon aan te stellen.
Indien aan bepaalde voorwaarden is voldaan kan de rechter het bestuursverbod op verzoek van de curator of het openbaar ministerie opleggen. Zo dient de rechtspersoon die door de betrokkene wordt bestuurd failliet te zijn verklaard. Verder is oplegging van de maatregel pas mogelijk als tijdens of in de drie jaren voorafgaand aan het uitspreken van het faillissement:
- de rechtbank onherroepelijk heeft geoordeeld dat de betrokkene als bestuurder persoonlijk aansprakelijk is (bestuurdersaansprakelijkheid ex artikel 2:248 of 2:138 BW);
- de betrokkene doelbewust namens de rechtspersoon rechtshandelingen heeft verricht, toegelaten of mogelijk heeft gemaakt waardoor schuldeisers aanmerkelijk zijn benadeeld en deze rechtshandelingen door middel van pauliana zijn vernietigd. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn indien een bestuurder alle waardevolle activa van de rechtspersoon vlak voor het faillissement aan zichzelf overdraagt tegen geen of een te lage vergoeding;
- de betrokkene ondanks een verzoek van de curator ernstig tekort is geschoten in zijn informatie- of medewerkingsverplichtingen. Bijvoorbeeld omdat hij de administratie van een failliete rechtspersoon niet (volledig) heeft afgegeven aan de curator;
- de betrokkene al minstens twee keer eerder betrokken is geweest bij een faillissement en dit persoonlijk aan hem te wijten is. Dit is bijvoorbeeld om te voorkomen dat steeds dezelfde katvanger zich laat inschrijven als bestuurder van (nagenoeg) failliete rechtspersonen. Een probleem dat zich al langer voordoet;
- aan de rechtspersoon of de bestuurder door middel van een onherroepelijke beschikking een boete is opgelegd wegens bepaalde vergrijpen genoemd in de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
De komst van het civielrechtelijk bestuursverbod biedt een extra reden voor onder andere (indirect) bestuurders en (mede) beleidsbepalers van een rechtspersoon om goed op te letten dat zij geen van de bovenstaande handelingen verrichten. De praktijk leert dat bestuurders met name in de periode voorafgaand aan het faillissement risicovol handelen. Mede vanwege de mogelijk verstrekkende gevolgen van het bestuursverbod is het raadzaam dat u zich goed laat adviseren.
Nadere informatie
Indien u vragen hebt over dit onderwerp kunt u contact opnemen met ons team insolventie & herstructurering advocaten.