Skip to main content

In de zomer van 2015 is het Wetsvoorstel versterking bestuurskracht ingediend bij de Tweede Kamer. De aanleiding voor het Wetsvoorstel is te vinden in het rapport van de Commissie Halsema inzake Amarantis en het advies Publieke Belangen van de Onderwijsraad. De discussie rondom de bezetting van het Maagdenhuis en de bestuurscrisis van de UvA en de situatie van het ROC Leiden hebben de discussie over het Wetsvoorstel verder beïnvloed.

Versterking medezeggenschap
Het Wetsvoorstel ziet voor een belangrijk deel op een verbetering en versterking van de medezeggenschap, in het bijzonder in het funderend onderwijs. Alle medezeggenschapsgeschillen zullen straks in eerste aanleg behandeld worden door de Landelijke Commissie voor Geschillen WMS (LCG WMS). Voor hoger beroep kan men zich richten tot de Ondernemingskamer. Een belangrijke versterking is dat de medezeggenschapsraad (MR) de mogelijkheid krijgt om de nietigheid van onterecht genomen bestuursbesluiten in te roepen als het bevoegd gezag een besluit neemt waarmee de MR niet heeft ingestemd of waarvoor niet de vereiste instemming van de MR is gevraagd. De uitspraken van de LCG WMS kunnen een executoriale titel krijgen en de LCG WMS krijgt de bevoegdheid om enkel jegens het bevoegd gezag een dwangsom op te leggen om te voorkomen dat het bevoegd gezag reeds uitvoering geeft aan een nietig besluit.Ook krijgt de MR ingevolge het Wetsvoorstel rechtstreeks alle redelijkerwijs noodzakelijke kosten vergoed, zonder hiervoor dus afhankelijk te zijn van een regeling van zijn bevoegd gezag.

Hierna zal ik ingaan op de voorgestelde wijzigingen met betrekking tot bestuur en raad van toezicht. Afgelopen december heb ik hier ook reeds aandacht aan besteed in mijn artikel voor het WPNR (Weekblad voor Privaatrecht, Notariaat en Registratie) over de stichting in het onderwijs. De tevens door het Wetsvoorstel voorgestelde explicitering van de kerntaken van de onderwijscommissies in het Hoger Onderwijs zullen in een volgende nieuwsbrief aan bod komen.Er zijn ondertussen ongeveer veertig amendementen ingediend waarop de minister per brief van 28 januari 2016 heeft gereageerd. Voor zover deze zien op de hierna te bespreken onderwerpen zal daarnaar worden verwezen.

Benoeming bestuurders
Ten aanzien van de bestuurders van onderwijsinstellingen bepaalt het Wetsvoorstel dat zij voortaan benoemd dienen te worden op basis van vooraf openbaar gemaakte benoemingsprofielen. Aan de medezeggenschap wordt een adviesrecht toegekend voor de vaststelling van deze profielen én een adviesrecht bij benoeming en ontslag van bestuurders. Met beide voorstellen wordt de positie van de medezeggenschap sterk verbeterd, met name in het funderend onderwijs. Het MBO en hoger onderwijs kent immers reeds een hoorrecht van de medezeggenschap bij benoeming en ontslag van bestuurders. Op zich is het toekennen van het adviesrecht een goede zaak in mijn optiek. Echter in de huidige opzet van het wetsvoorstel zou een negatief advies van de medezeggenschap leiden tot een opschorting van het besluit tot benoeming met zes weken. Dit is onwenselijk. Het adviesrecht inzake de benoeming en ontslag van bestuurders zou – net als in de WOR voor de ondernemingsraad is opgenomen – moeten worden uitgesloten van de opschortingstermijn bij een negatief advies.Voor een aantal Kamerleden gaat het adviesrecht niet ver genoeg. Onder verwijzing naar onder meer de bestuurscrisis bij de UvA pleiten zij onder meer voor het invoeren van een instemmingsrecht op dit punt voor de medezeggenschap. Voor het hoger onderwijs wordt het voorstel gedaan om studenten en docenten in de sollicitatiecommissie zitting te laten nemen en aan deze commissie het recht toe te kennen om een bindende voordracht te doen voor de benoeming van bestuurders. De minister merkt ten aanzien van deze voorstellen op, naar mijn mening terecht, dat deze de interne verhoudingen doorkruisen, omdat zij beletten dat de raad van toezicht zijn verantwoordelijkheid en bevoegdheden in deze waar kan maken. De minister ontraadt de kamer dan ook deze amendementen over te nemen.

Ook de amendementen die zien op het toekennen van bevoegdheden inzake wanbeheer en het aansprakelijk stellen van bestuurders aan de medezeggenschap wijst de minister – terecht – af. Deze doorkruisen de huidige regelingen van het enquêterecht en bestuurdersaansprakelijkheid. Ten aanzien van de bestuurdersaansprakelijkheid is bovendien het Wetsvoorstel bestuur en toezicht rechtspersonen in de maak (waarover wij eerder reeds berichten) die op uniforme wijze de aansprakelijkheid van bestuurders en toezichthouders bij rechtspersonen moet gaan regelen. De verwachting is dat dit wetsvoorstel bestuur en toezicht in het eerste kwartaal van dit jaar naar de Raad van State wordt gezonden.

Raad van Toezicht
Het Wetsvoorstel voert voor de raad van toezicht de verplichting in om minimaal tweemaal per jaar een overleg te hebben met de medezeggenschap. Hier is moeilijk iets tegen te hebben.Tot slot beoogt het Wetsvoorstel een meldingsplicht op te leggen aan de raad van toezicht om de Inspectie tijdig te informeren over (mogelijke) risicovolle ontwikkelingen. Hiertegen heeft de Raad van State zich – terecht – sterk verweerd in zijn advies. Kort samengevat stelt de Raad van State dat de voorgestelde meldplicht de rolvastheid van de raad van toezicht ten opzichte van het bestuur doorbreekt en daarmee op losse schroeven zet. Juist het behoud van die rolvastheid is, zoals ook uit het rapport van de Commissie Meurs inzake het ROC Leiden blijkt, voor good governance heel belangrijk. De voorgestelde meldplicht zou de raad van toezicht tot een soort verlengstuk van het externe toezicht maken en daarmee de verhoudingen met het bestuur juist schaden. Ondertussen hebben ook verschillende brancheorganisaties zoals de MBO Raad en de VO Raad zich tegen de meldplicht gekeerd. Er is een amendement ingediend om de meldplicht uit het voorstel te laten vervallen. Ook de minister erkent dat er tegenargumenten zijn en laat het oordeel over aan de Kamer. Het is afwachten dus afwachten op het vervolg van de behandeling van het Wetsvoorstel. In een volgende nieuwsbrief hopen wij u te kunnen berichten dat de meldplicht er niet komt.