Skip to main content

Op 12 mei 2017 is het ‘Besluit van 21 april 2017 tot wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening in verband met de aanpassing van de ladder voor duurzame verstedelijking’ gepubliceerd (Stb. 2017, 182). In dit besluit is de gewijzigde tekst van de zogenaamde ‘ladder voor duurzame verstedelijking’ (artikel 3.1.6 lid 2 Besluit ruimtelijke ordening, hierna: “Bro”) opgenomen. De wijziging zal op 1 juli aanstaande in werking treden.

Huidige ladder voor duurzame verstedelijking

De huidige ladder van duurzame verstedelijking, die is neergelegd in artikel 3.1.6 lid 2 Bro, houdt in dat de toelichting bij een bestemmingsplan moet voldoen aan de volgende drie voorwaarden (de zogenaamde drie treden van de ladder):

  1. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  2. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  3. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Wijziging van de ladder
In het besluit van 21 april 2017 wordt artikel 3.1.6 Bro gewijzigd. De belangrijkste wijzigingen die daarbij worden doorgevoerd zijn:

  • de drie zogenaamde treden van de ladder worden losgelaten;
  • het begrip ‘actuele regionale behoefte’ wordt vervangen door de eenvoudiger term ‘behoefte’;
  • het uitgangspunt wordt: voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen, zowel binnen als buiten het bestaand stedelijk gebied, moet de behoefte worden beschreven in de toelichting van het bestemmingsplan;
  • indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt voorzien buiten het bestaand stedelijk gebied, dan dient dit daarnaast nadrukkelijk te worden gemotiveerd in de toelichting van het bestemmingsplan;
  • mogelijkheid om de toepassing van de ladder door te schuiven naar het latere uitwerkings- of wijzigingsplan.

Nieuwe stedelijke ontwikkeling: binnen of buiten bestaand stedelijk gebied?
Door het nieuw in te voeren artikel 3.1.6 lid 2 Bro dient voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen, zowel binnen als buiten bestaand stedelijk gebied, de behoefte te worden beschreven in de toelichting bij het bestemmingsplan. Uitgangspunt voor de wijziging is dat met het oog op een zorgvuldig ruimtegebruik, een nieuwe stedelijke ontwikkeling in beginsel binnen bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd.

Indien het bestemmingsplan een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, dan dient de toelichting aanvullend op de beschrijving van de behoefte en het resultaat van het nodige overleg, een motivering te bevatten waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in de behoefte kan worden voorzien. Dit betekent dat bij een ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied een nadrukkelijke motivering nodig is, dat wil zeggen in aanvulling op de algemene vereisten van artikel 3.1.6 lid 1 Bro, waarom niet in het bestaand stedelijk gebied in de behoefte aan de nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt voorzien. Daarbij kunnen de beschikbaarheid en geschiktheid van de ontwikkelingsmogelijkheden een rol spelen.

Overgangsrecht
Hoe zit het dan met huidige gevallen? De nota van toelichting bij het besluit van 21 april 2017 is daar vrij kort over. Gezien de aard van de wijzigingen, acht de wetgever overgangsrecht niet nodig. De bestuursrechter heeft namelijk de mogelijkheid om op grond van artikel 8:72 lid 3 sub a Algemene wet bestuursrecht bij een vernietiging van een ruimtelijk besluit (vanwege bijvoorbeeld een gebrekkige motivering motivering) de rechtsgevolgen van een besluit in stand te laten, als hij van mening is dat de onveranderde vaststelling van het ruimtelijk besluit onder het nieuwe recht wél zou voldoen aan het motiveringsvereiste.

Meer informatie
Heeft u vragen over dit onderwerp? Wilt u meer informatie? Neem dan contact op met Nina Rijsterborgh of een van de andere advocaten van team Bestuursrecht. Zij zijn u graag van dienst.

Juni 2017