Online platformorganisaties als Deliveroo en Uber zijn de laatste jaren stevig in opmars, maar zorgen tegelijkertijd voor reuring op de arbeidsmarkt. De zaak die door een student tegen maaltijdbezorger Deliveroo werd aangespannen laat dat goed zien. Deze student werkte in loondienst bij de snel groeiende bezorgdienst, maar kreeg vorig jaar te horen dat hij zijn arbeidscontract in moest ruilen voor een overeenkomst als ZZP’er. De zaak, waarvan de bodemprocedure vorige week is begonnen, trekt veel aandacht van de media, politiek en vakbonden en brengt ook de arbeidsrechtelijke discussies weer op gang. Is er nieuwe wetgeving nodig of is de bestaande set van regels in het Burgerlijk Wetboek voldoende om deze nieuwe vorm van arbeid te reguleren?
Platformwerk
Platformen zijn digitale omgevingen waarin vraag en aanbod bij elkaar komen. Het platform is gebouwd op een digitale infrastructuur en faciliteert de werking tussen vraag en aanbod. Om dit proces te begeleiden worden enorme hoeveelheden data en algoritmes gebruikt. Zo weet een platform als Uber precies waar veel taxi’s nodig zijn om beter aan te sluiten op de wens van de klanten. Platformen kunnen zowel diensten als goederen aanbieden en daar wordt op grote schaal gebruik van gemaakt.
Platformwerk in het arbeidsrecht
Het arbeidsrecht lijkt nog niet helemaal klaar voor het platformwerk. Op dit moment zijn er vooral kwalificatieproblemen met betrekking tot platformwerk, met name omdat er enorm veel verschillende soorten platforms zijn die allemaal een eigen verdienmodel hebben. Een eenduidige relatie tussen platform en werknemer is dus moeilijk tot stand te brengen. Platforms zoals Deliveroo kwalificeren zichzelf als opdrachtgever, waardoor de werkers als zelfstandigen kunnen worden aangemerkt. Voorlopig is er in Nederlandse rechtspraak nog geen oordeel over gegeven en dient afhankelijk van de feiten en omstandigheden van elk geval afzonderlijk te worden geoordeeld of er wel of geen sprake is van een arbeidsovereenkomst.
Daarbij komen bij het merendeel van de platformen dezelfde kwalificatieproblemen terug. Allereerst de beoordeling van de werker door het platform. Bij veel platformdiensten is er geen directe beoordeling vanuit het platform, maar wordt er een directe beoordeling door de klant uitgevoerd door middel van een rating. Ook geeft het platform een beperkte hoeveelheid instructies en de instructies die wel gegeven worden zijn bovendien onpersoonlijk. Werkers worden bijvoorbeeld gestimuleerd om veel opdrachten te doen, zodat ze beter worden beloond en ze krijgen louter instructies op basis van algoritmes. Persoonlijke arbeid is verder ook niet noodzakelijk aangezien er vrij vervanging kan worden geregeld. De werker voert voorts korte opdrachten uit en kan gemakkelijk zijn werkzaamheden stoppen door de app waarop het platform draait uit te zetten.
Er zijn echter ook zaken die wel degelijk op een arbeidsovereenkomst duiden. De werker mist namelijk de mogelijkheid om zijn eigen tarief te bepalen. Deze tarieven worden uniform berekend op basis van de algoritmes waarop het platform draait. Het bepalen van een tarief is toch een van de zaken die aan de basis liggen van het ondernemerschap of het zijn van zelfstandige. Al met al kan gesteld worden dat kwalificatie van de platformwerker een onvoorspelbare en zeer casuïstische uitkomst zal krijgen.
Platformen zelf geven aan belemmerd te worden door de Nederlandse wetgeving. Zij bieden namelijk flexibel werk aan wat door veel werkzoekenden juist op prijs wordt gesteld. Het succes van Deliveroo laat zien dat er voldoende werkers op zoek zijn naar dergelijke banen. Het zelfstandig aan- en uitzetten van de app en dus het kiezen van de eigen werktijden leent zich uitermate voor tijdelijke klussen of bijbanen. Toch bestaan er ook risico’s voor platformwerkers, die niet de bescherming kennen van het sociale zekerheid.
Het Nederlandse arbeidsrecht kent alleen de arbeidsovereenkomst of de opdrachtovereenkomst en de vraag is of dit binaire systeem wel past bij de opkomst van de digitale platforms. In het buitenland bestaan er al verschillende vormen van werknemerschap die daardoor beter aansluiten bij dit soort platformwerk.
Conclusie
Het is duidelijk dat de ‘nieuwe’ vorm van flexibel werken op basis van platforms niet naadloos aansluit op de huidige wetgeving. Zowel aan de kant van werkers als de platformen worden er verschillende zaken gevraagd. De werkers worden liever gekwalificeerd als werknemer om zo beter beschermd te worden door sociale zekerheid en de platforms wil hen behandelen als zelfstandige om flexibel te kunnen blijven en de kosten te drukken. Er zal een literaire en politieke discussie op gang moeten komen die gaat bepalen of deze nieuwe manier van werken een basis vindt in ons huidige arbeidsrecht. Wordt vervolgd dus.
Juli 2018