In het FD van 26 juli 2022 staat het artikel: “Tuchtraad perkt lucratief onderzoek door advocaat in“. In dit artikel beschrijft de auteur de gevolgen van een recente uitspraak van de tuchtrechter. Anders dan de auteur ben ik van mening dat deze uitspraak de advocatuurlijke onderzoekspraktijk niet inperkt, maar juist zorgt voor een welkome verduidelijking van de geldende (gedrags-)regels.
Het advocaten-vak bestaat voor een groot deel uit het helder communiceren en maken van duidelijke afspraken. Het is van belang om dit niet alleen te doen voor je cliënt, maar juist ook met je cliënt. Dit geldt zeker voor de advocaat actief in de onderzoekspraktijk.
Voordat de advocaat-onderzoeker aan het werk gaat moet hij nagaan voor wie zijn onderzoeksrapport is bedoeld. Wordt het rapport louter intern gebruikt of komt dit (mogelijk) bij derden terecht? In het tweede geval gelden zwaardere zorgvuldigheidsverplichtingen. Zo moet dan bijvoorbeeld rekening worden gehouden met belangen van betrokken derden. Een advocaat-onderzoeker dient dus vooraf de verspreidingskring te bespreken en vast te leggen. Wenst de cliënt later een grotere verspreidingskring, dan mag dat alleen met toestemming van de advocaat-onderzoeker. Die kan dan op zijn beurt bepalen of dit toelaatbaar is dan wel aanvullende onderzoeksinspanningen noodzakelijk zijn.
Aanvullende onderzoeksinspanningen bij zo’n extern te gebruiken rapport is bijvoorbeeld het alsnog of uitgebreider toepassen van hoor- en wederhoor. Een betrokkene moet dan tijdig in de gelegenheid worden gesteld om te reageren op de feitelijke bevindingen. Terecht aangevoerde punten, zoals feitelijke onjuistheden en/of onvolledigheden, dienen adequaat te worden verwerkt in het definitieve rapport. Het is van belang om je cliënt te doordringen van die plicht en de consequenties hiervan. Het goed toepassen van hoor en wederhoor kost nu eenmaal tijd en geld, maar is nu eenmaal essentieel voor een gedegen en onafhankelijk onderzoek.
De tuchtrechter maakt daarnaast (nogmaals) duidelijk dat een advocaat-onderzoeker bij voorkeur werkt op basis van een vooraf vastgelegd onderzoeksprotocol. Dit protocol is er niet alleen voor de betrokken personen, maar maakt ook klip en klaar wat je cliënt van jou mag verwachten.
Voorts brengt de tuchtrechter een scheiding aan tussen de advocaat-onderzoeker en bijvoorbeeld een procederende of adviserende advocaat. De advocaat-onderzoeker dient zijn onderzoek volstrekt onafhankelijk te verrichten en met een neutraal oog voor alle betrokken belangen een kwestie in kaart te brengen. Deze scheiding is niet alleen wenselijk voor betrokken derden, maar alweer ook voor de eigen cliënt. Het is prima als een andere advocaat procedeert, zeker als die advocaat zich kan baseren op een onafhankelijk en deugdelijk rapport op basis van een goed uitgevoerd onderzoek.
Tot slot, de tuchtrechter maakt zeer duidelijk dat een advocaat in opdracht van een cliënt feitenonderzoek mag uitvoeren en hierover mag rapporteren.
Het is, zo vat ik de uitspraak maar samen, wel van belang dat de advocaat-onderzoeker vooraf zegt wat hij gaat doen en vervolgens doet wat hij zegt. Daarmee is de uitspraak van de tuchtrechter een welkome stap in de volwassenwording van de advocatuurlijke onderzoekspraktijk.
Lodewijk Hox
Advocaat Corporate Investigations bij Boels Zanders te Eindhoven.